Drinken moet je leren
Een pasgeboren baby drinkt melk, of dat nou flesvoeding of moedermelk is. Maar na een tijdje gaat je baby ook andere dingen drinken, zoals water. Wanneer is dat eigenlijk precies? En hoe doe je dat?
De eerste zes maanden krijgt je baby alles wat hij of zij nodig heeft uit de fles- of borstvoeding. Deze melk bevat genoeg vocht, dus je kindje heeft geen extra water nodig. Bij het beginnen met vast voedsel, neemt de hoeveelheid melk af. Op dat moment heeft je kindje ook extra vocht nodig, naast de melkvoeding.
Bij de eerste ‘oefenhapjes’ hoef je je hier nog geen zorgen over te maken. Deze hapjes zijn nog geen vervanging van de melkvoeding, eerder een aanvulling om alvast aan de heerlijke smaak van groenten te wennen!
Tussen de zes en acht maanden kan je beginnen met je baby water leren drinken. Die eerste slokjes water kunnen best even wennen zijn. De smaak, de textuur, alles is anders dan de vertrouwde melkvoeding! Het kan ook goed zijn dat je kindje het de eerste keren weer uitspuugt, of zich er in verslikt. Allemaal heel normaal, het gaat vanzelf beter. Een tuitbeker, rietjesbeker of zuigfles kan handig zijn in het begin, want het scheel heel veel geknoei. Toch is het volgens deskundigen alleen geschikt als korte tussenstap, want het kan de ontwikkeling van de mondspieren wat vertragen. Een gewone beker helpt om beter te leren slikken, zuigen, en later ook praten. Houd eerst zelf de beker vast terwijl je kind slokjes neemt uit de beker. Je zal vanzelf merken wanneer je kindje zelf de beker naar zijn mond kan brengen om te drinken zonder al te veel geknoei.
Oftewel: verwacht niet dat je kind binnen een paar weken zonder knoeien uit een beker kan drinken. Het kost nou eenmaal even tijd, en oefening baart kunst! Ook al zijn het maar twee slokjes per keer, alle beetjes helpen.